Gisteren naar de Best of Go Short 2014 in het Haags Filmhuis geweest. Go short is een filmfestival in Nijmegen, en een selectie van de ingezonden films is op tournee. Zes korte films. ( Animatie, documentair, semi-documentair en fictie. Een paar korte korte films en wat lange korte films.) De bovenstaande afbeelding is uit de animatiefilm ‘In the air is Cristopher Gray’. Slim aan deze animatie is de simpele inzet van decors / omgevingen. Zo’n drie huizen waar de kinderen zich voor verzamelen, een spoorweg en een boom. Geen interieurs en het kader staat grotendeels vast. Dat is genoeg om een verhaal te vertellen. Ook mooi was de film ‘Cowboys janken ook’. Twee vrienden van 18, een lokt een ruzie uit, de ander belandt in het ziekenhuis. 

De droom zit het liefste op je borst. Voor het dromenproject van Beelddragers, heb ik ook mijn eigen dromendagboek weer eens nagelezen.

Het pad gaat omhoog en ik vind een degenkrab. Ik pak hem op en toon hem in extase aan de wandelaars. Zij geven mij een juten zak waar ik hem in kan stoppen, ik voel dat hij mijn handen zoekt. Ik wissel de vreugde van de vondst steeds af met de angst om geprikt te worden. Vervolgens vind ik een gigantische spin, die van ivoor gemaakt lijkt. Hij ligt op zijn rug en al zijn poten ontspruiten uit een ingewikkelde plek op zijn borst. Het ziet er uit als gesmolten porselein. Zijn poten zijn glad en variëren in kleur van pastelblauw tot pastelroze. Ook deze spin, die niet lijkt te reageren op mijn aanraking, stop ik in de zak.

Ik moet de zak dubbelvouwen en hard tegen mijn borst drukken want de degenkrab wil er uit. Hierdoor let ik niet op mijn omgeving en als ik opkijk sta ik in een metrostation. Het is een gigantische ruimte met overal roltrappen en liften. C. geeft mij muntgeld en hij verdwijnt, ik stap zelf ergens een lift in. Het is de enige lift die niet van glas is. 

Boven sta ik op een wankel ijzeren plateau. Overal om mij heen zijn kloven, diep uitgesleten rivierdalen. De grond is dieporanje, de lucht helderblauw. De kleuren hebben een helderheid die ik nog nooit heb gezien. Een spaanstalige man vertelt mij welk perron ik moet hebben, ik moet bruggen van gietijzer over. Alles is smal en wankel. De trein die arriveert zou mij naar Segovia brengen, een spaans dorpje dat ik verder niet ken (maar wel blijkt te bestaan) ‘Ik moet naar Oss,’ zeg ik tegen mijzelf. Het perron blijkt het enige perron. Het perron blijkt een grote ijzeren wagen te zijn die langs de bergwanden begint te bewegen. Of toch een perron, er volgt veel verwarring. Mijn benen bungelen los boven de ravijnen, de degenkrab is uit de zak gekropen en zit rustig op mijn borst. Ik word wakker.