Er rolt een rots over het huis.
We krijgen regen, roept mijn moeder,
ergens knippend vanuit een struik.
De eerste druppels op het gruis,
alsof zij ze zelf heeft geroepen.
De kopjes, de kussens, ontmantel alles dat
kan vliegen, schuif het op hun buik naar
binnen, dan als laatste onszelf, maar
vergeet ook niet het zolderluik (net als
die keer).
De schuifpui laten we open staan.
De regen sluit het huis.
Zo draait het weer en weer om ons,
tellend, van flits naar ruis.