Tongval
Ergens onderweg tussen tien en
twintig, tussen school en academie,
heb ik mijn tong begraven.
Die ietwat trage tong,
die de medeklinkers inslikt. (wa?)
Een houtje touwtje tong,
een lappenwerk tong,
gebreid door mijn moeder,
de bakker, de buurvrouw,
en tante die-en-die. (welk, wie?)
Ik koos een verse mond.
Hoogmoed maakte
mijn tongriem los.
Onderweg zette ik mijn fiets
op het standaard,
groef een gat,
pakte het doosje en zei
vaarwel.
Geen houdoe.